Een nieuwe uitspraak van de Raad van Arbitrage (RvA) laat zien dat oude zekerheden kunnen wankelen. Het is vaste rechtspraak van de raad dat prijsstijgingen voor een flink deel ‘ondernemersrisico’ zijn. Vaak wordt daarvoor een percentage van 20% gehanteerd. Daarboven moet sprake zijn van een overschrijding van de totale aanneemsom van in ieder geval 5%. Maar waar komen die percentages eigenlijk vandaan? En wat is er opeens anders geworden?
Even opfrissen – wat staat er in de UAV?
De Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV) noemt géén percentages. Paragraaf 47 UAV 2012 geeft een aannemer recht op bijbetaling als zich onverwachte prijsstijgingen voordoen én:
- hij ze niet kon voorzien;
- de verhoging de opdrachtgever kan worden toegerekend;
- de verhoging aanzienlijk is.
Waar komen die percentages vandaan?
De 20%-regel is geen wettekst, maar een “handvat” uit vaste arbitragepraktijk. Al in de jaren negentig (onder andere RvA 12-01-1996, nr. 16.130) oordeelden arbiters dat de aannemer lang niet alle stijging kon claimen: 20% van elke specifieke kostenpost beschouwen ze als eigen, normaal ondernemingsrisico. Pas de resterende 80% telt mee bij de vraag of de verhoging ‘aanzienlijk’ is. Hiervoor wordt over het algemeen de 5%-drempel gehanteerd. Deze werkwijze is vervolgens een standaard geworden en werd herbevestigd in latere uitspraken, recent nog in RvA 17-01-2022, nr. 72.018..
Wat is er gebeurd in uitspraak RvA 72335 (2023)?
Arbiters pasten de 5%-toets nu per materiaalcategorie toe, in plaats van op het gehele werk. Zij bleven wel uitgaan van het gebruikelijke “20% risico eerst voor rekening aannemer”.
Rekenvoorbeeld
Stel een aanneemsom van € 5.000.000 – . Vurenhout wordt € 150.000 duurder.
- 20% van de stijging is ondernemersrisico (jurisprudentie) → € 30.000 zelf te dragen door de aannemer.
- Resteert € 120.000 van de prijsstijging.
- 5%-toets toegepast op de oorspronkelijke totale aanneemsom → 5% van € 5 mln = € 250.000 → € 120.000 ligt ruim onder die drempel, dus geen bijbetaling voor de aannemer.
- 5%-toets toegepast per element:
• stel de post hout in begroting was € 400.000. 5% daarvan = € 20.000.
• Het restrisico (€ 120.000) ligt ruim boven € 20.000 → opdrachtgever betaalt dus bij.
Gunstig of ongunstig? Het hangt er maar net van af
- Aannemer– Bij één zware stijger (zoals hout in dit voorbeeld) kan een elementtoets gunstiger uitpakken. Maar bij meerdere kleine stijgingen wordt de 5%-grens waarschijnlijk niet gehaald. Dan wordt de totaaltoets juist aantrekkelijker.
- Opdrachtgever – Spiegelbeeld: elementtoets beperkt de bijbetaling bij versnipperde stijgingen, maar vergroot het risico bij een forse overschrijding op één element.
Adviezen voor aannemers
- Leg toetsniveau vast
Denk na wat de gunstigste regeling is, afhankelijk van het project. Neem bijvoorbeeld op: “5%-drempel wordt op de totale aanneemsom toegepast; partijen erkennen dat slechts éénmaal 20% ondernemersrisico geldt.” Of andersom: “5%-drempel wordt per materiaalsoort toegepast; partijen erkennen dat slechts éénmaal 20% ondernemersrisico geldt.” - Bewijs per element
Houd bij welke stijging per materiaal plaatsvindt; voor een elementtoets heeft u die cijfers nodig. - Indexeringsclausule
Koppelt u kritieke materialen (hout, staal, beton e.d.) aan een bouwprijzenindex, dan vermijdt u discussies.
Tips voor opdrachtgevers
- Maatwerkafspraak
Wilt u risico beheersbaar houden? Spreek juist af dat de drempel per element of op totaal geldt – afhankelijk van projecttype. Of zoals vaak gebeurt: “prijsvast einde werk met uitsluiting van art. 7:753 en par. 47 UAV” - Check begrotingsdetail
Vraag de aannemer om de materiaalhoofdgroepen te benoemen en te beprijzen; zo kunt u inschatten waar het risico op prijsstijgingen bestaat. - Heldere clausule
Zet afwijkingen op par. 47 UAV expliciet in de aannemingsovereenkomst en markeer ze duidelijk.
Conclusie
De 5% en 20%-regel staat niet in de UAV, maar is in de arbitragerechtspraak ontstaan. Nu de Raad van Arbitrage verder experimenteert met een elementtoets, kan het effect voor uw project fors verschillen. Leg daarom zwart-op-wit vast hoe u met prijsstijgingen wilt omgaan. De toepassing van par. 47 UAV is namelijk minder eenduidig geworden.
Let ook op dat de civiele rechter nog veel meer variatie laat zien bij de interpretatie van par. 47 UAV (en de tegenhanger in het Burgerlijk Wetboek, art. 7:753 BW). De civiele rechter is weinig genegen de vuistregels van de RvA toe te passen, maar betrekt daarbij liever ‘alle omstandigheden van het geval’. Reden te meer om afspraken hierover vooraf duidelijk vast te leggen. Houd daarbij in het oog dat een correctie op basis van ‘onvoorziene omstandigheden’ dan wel ‘redelijkheid en billijkheid’ altijd tot de mogelijkheden kan behoren.
HYS & Co. denkt graag mee en zorgt dat uw contract prijsstijgingen aankan vóórdat ze uw budget opblazen. Bel of mail gerust als u meer wil weten.


