Ditmaal schrijf ik iets over een tamelijk formeel bestuursrechtelijk onderwerp, normaal gesproken iets buiten mijn comfort zone, maar interessant en belangrijk genoeg om te signaleren.
Er is sinds juli 2021 sprake van een ommezwaai in de bestuursrechtspraak.
In drie recente uitspraken hebben achtereenvolgens de Centrale Raad van Beroep, de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de bestuursrechter niet langer ambtshalve mag beoordelen of het in een vorige fase ingediende bezwaar of beroep tijdig is ingediend, en evenmin of de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is.
Zodoende zullen bestuursrechters alleen nog ambtshalve (dat betekent: zonder daartoe te zijn verzocht) toetsen of bezwaar- en/of beroepschriften tijdig bij ‘henzelf’ zijn ingediend en niet meer ambtshalve of in een vorige fase van de procedure de stukken tijdig zijn ingediend. Waar voorheen een per ongeluk ontvankelijk verklaard bezwaar nog kon stranden bij de rechtbank op niet-ontvankelijkheid, zal zo’n zaak vanaf nu gewoon inhoudelijk behandeld worden. Met andere woorden: is een bezwaar eenmaal inhoudelijk behandeld, dan zal de bestuursrechter in een beroepszaak dat dus ook moeten doen. Hetzelfde geldt voor de toetsing in hoger beroep van de tijdigheid van het daaraan voorafgaande beroep.